Opgejaagd wild III   7 comments

April 2020, Indonesië, Timor. Covid-19 heeft rampzalige gevolgen voor de hele wereld. In sommige landen liggen de lijken op straat omdat er geen plek is in het ziekenhuis. Operaties moeten worden uitgesteld en zo’n beetje alle landen gooien hun grenzen dicht, overal gelden reisverboden en veel mensen zijn in de greep van de angst. Bovendien is er veel onzekerheid. Vragen blijven onbeantwoord. Helpen mondkapjes wel of niet? Hoe ziek word je als je besmet raakt? Hoeveel procent gaat nou werkelijk dood?

Het gekke is dat wij eigenlijk helemaal niet zo bezig zijn met de ziekte zelf, veel meer met de gevolgen. Ten eerste hebben we sterk het vermoeden dat we het al gehad hebben, en ten tweede zitten we vrij veilig op onze boot. Maar wat te doen met de voortgang van de reis? Waar heen? Door de Ramadan heeft de Indonesische overheid besloten dat er geen binnenlandse vluchten en boottochten meer zijn toegestaan. Dat lezen we op de dag dat we voor de kust van Timor liggen en niet aan land mogen… Het reisverbod gaat de volgende dag in. Het net sluit zich steeds dichter om ons heen. Hier mogen we niet aan land, de autoriteiten willen dat we weg gaan, maar de regering van Indonesië heeft vanaf morgen reizen verboden. We kunnen geen kant op.

we kunnen praten als brugman, aan land mogen we niet

Ik voel me zo intens ongelukkig, bang en gestresst. Normaal als ik me zo voel, ga ik een eind lopen, surfen, kiten, snorkelen, fietsen of weet ik wat voor sport beoefenen. Nu zit ik vast op de boot. Marco ergert zich groen en geel aan mijn vibes en ik aan de zijne. Voor mij voelt het alsof hij doet alsof er niks aan de hand is. Ik denk om mijn gestress te compenseren. Maar zoals hij mij debiel vindt doen, vind ik het onuitstaanbaar hoe hij alles bagatelliseert. Ik besluit om de boot heen te gaan zwemmen. Het is een hele woelige zee, want we liggen onbeschut en het waait hard. Normaal zou ik er niet over piekeren om in dit klotsende water te gaan zwemmen, op de heenweg krijg ik continue spetters en golven water in mijn gezicht. Toch lucht het op. Ik ben iets rustiger als ik terug kom. Nu kunnen we overleggen.

De havens gaan vanaf morgen dicht, hier in Timor kunnen ze wel zeggen: Bali blijft open, maar welke garantie hebben we? We hebben geen direct contact, we kunnen niet bellen. Onze vriend Albert, op dat moment in Bali heeft contact gelegd met de Nederlandse ambassade. Zelfs zij weten niet precies wat het protocol is, wel/ niet in quarantaine op de boot, of in een speciale overheidsinstelling. Wel/ niet na quarantaine toegang tot land…

zie je dat kleine zwarte stipje links onder? dat ben ik. mega golven!

Als we remote gaan, hebben we in ieder geval kans een plek te vinden waar we stiekem aan land kunnen, voor mij is toegang tot land een primaire levensbehoefte. Ik word knetterlijp als ik weken vast kom te zitten aan boord. Dat weet ik gewoon. Ook Mathies stuitert de pan uit. De enige die zich er amper druk over lijkt te maken is Marco, maar goed die zit zo vaak dagen achtereen aan boord, zonder aan land te gaan. Veel vrienden geven advies, de meeste zeggen: ga remote, je kunt altijd nog Bali als laatste optie aandoen. Maar waar gaan we dan heen? Ik wil ergens heen waar we op z’n minst aan land kunnen proberen te komen en waar ik kan surfen. We besluiten naar Palau Raijua te varen, dat is een piepklein eilandje heel zuidwestelijk. We hebben veel eten, drinken en benzine. We kunnen voorlopig vooruit zonder in de problemen te komen. We varen ’s nachts aan de oceaankant voorbij het eiland, op Google Maps hebben we gezien dat daar weinig bebouwing is. We varen tot het uiterste zuidwesterlijke puntje. Daar lopen prachtige golven, en we hebben een ankerbaai gezien (lang leven de satellietbeelden op Google) direct naast de pointbreak. We ankeren in de vroege avond en ik sta op de boeg met de verrekijker. Ik moet op ondieptes letten, maar ik heb vooral oog voor de brekende golven. Mijn hart maakt een sprongentje. Dat belooft wat voor morgen! We gooien het anker uit en doen een schietgebedje. Hopelijk worden we met rust gelaten… Als ik ’s ochtends wakker word, is het eerste wat ik doe, de golven checken. Het ziet er veel belovend uit, ook nog geen bootje met officials… zou ons plan gelukt zijn? Misschien wonen hier aan deze kant überhaupt geen mensen. Na een snelle koffie en broodje spring ik meteen op mijn sup. Ik moet een heel eind peddelen, maar dat kan me niks schelen. De golven zijn mega groot, zeker 2.5 meter, maar ze lopen prachtig en ik heb de tijd van mijn leven. Als ik na twee uur terug kom op de boot, zie ik een groepje mensen op de kant staan kijken en wijzen naar ons. Oh jee… wat gaat er nu gebeuren? Voorlopig even niks.

Na drie dagen op de boot, is ook Mathies wel toe aan wat beweging, we gaan snorkelen langs de rotsen. Na ‘t snorkelen gaat hij op een sup snorkvissen, wat boffen we toch met dit kind. De enige die nog steeds maar op de boot vast zitten zijn Mare en Marco. De laatste heeft er geen enkel probleem mee, maar de eerste wel. Ze staat aan één stuk door naar de kant te kijken met een intens droevige blik in haar ogen. Landtoegang is echter super tricky, er klappen enorme golven op het strand, er is geen plek om de dinghy veilig voor anker te leggen… Hoe gaan we dat doen? Marco zegt: ‘Ik zet jullie af op de rotsen.’ Ik kijk naar de plek die hij aanwijst: als er een golf langs de rots komt, is het water hoog genoeg om omhoog te kunnen klimmen, als de golf voorbij is, steekt er een steile, kale wand uit het water. Het is een kwestie van timen, mij lukt dat wel, maar hoe moet dat met Mare en Mathies? Ik vind het te gevaarlijk. ‘We kunnen beter naar t strand zwemmen’, zeg ik. Marco twijfelt even, de golven die op het strand breken zijn echt groot. Toch gaat hij akkoord. We trekken flippers aan en doen onze schoenen/ slippers aan onze handen. Marco vaart zo dicht mogelijk naar het strand, tussen twee sets golven springen we overboord. Als we naar de kant zwemmen, zie ik achter me al een flinke golf aankomen. ‘Wachten Mathies, als deze golf voorbij is, zo hard mogelijk naar het strand zwemmen!’, roep ik. Mare gaat voorop, ik hou mijn hart vast als ik haar in die enorme golf zie verdwijnen, maar als de golf zich terug trekt van het zand, staat ze daar zich uit te schudden. Gelukkig, ze heeft het gehaald. Nu wij nog… we proberen tussen twee golven aan land te klimmen, maar als we er bijna zijn, klapt er toch een golf over ons heen. Ik land met mijn knie op een steen en voel een stekende pijn, maar het enige waar ik aan kan denken is Mathies, als hij maar niet met zijn hoofd op een steen is geklapt. Snel kruip ik over het zand naar het droge land, ik zie Mathies hetzelfde doen. Gelukkig is hij er zonder kleerscheuren vanaf gekomen. We zijn aan land! Het is heerlijk om weer lekker rond te kunnen lopen. Mare racet van hot naar her, zelfs Mathies klaagt niet over het wandelen, maar geniet. Als we voorbij de rotsen zijn, zien we in de verte allemaal kleine hutjes, er lopen mensen rond en we zien vuurtjes. Shit… toch niet zo verlaten als we hoopten. Snel draaien we ons om en lopen weer terug. Het is beter dat niemand ons ziet. Toch komen we mensen tegen, we knikken hen toe en doen alsof het de normaalste zaak van de wereld is, dat we daar rondlopen. Als we weer bij de rotspunt aankomen waar Marco ons kan oppikken, fluiten en wuiven we, Marco komt eraan. De situatie is echter veranderd. Het water komt minder hoog. We besluiten van de rosten af te springen. Mare wil niet zelf springen, dus moet ik haar in het water gooien. Ik vind het echt rot om dat te moeten doen, dat arme beest. Ze is doodsbang. Maar het moet, met een flinke plons, gaat ze koppie onder, dan komt ze boven en zwemt snel naar Macro in de dinghy, Mathies vindt het wel leuk om van de rots af te springen, en ik ook. Deze eerste dag is een mega succes. Het was zo fijn om weer te kunnen surfen, snorkelen en wandelen. Ik voel me als herboren.

De volgende ochtend stap ik weer direct op mijn sup, op naar de golven. Ik zeg tegen Marco en Mathies: ‘Hou me in de gaten met de verrekijker, de golven zijn namelijk nog hoger dan gister en ik ben een beetje bezorgd om daar zo in mijn uppie te zijn, het is een half uur peddelen vanaf de boot.’ Ze beloven het, al zeggen ze ook: ‘Ga gewoon niet, het is te ver en te gevaarlijk’ Ik heb er geen oren naar. Na al die maanden zeker, NIET gaan surfen als er zulke mooie golven zijn. Toch voel ik me best onzeker. De golven zijn echt heel hoog, na een uur ben ik doodmoe, het vergt al mijn concentratie om niet te vallen, en gespoeld te worden. Ik wil terug naar de boot peddelen, maar kom in een enorme stroming terecht. Ik peddel een half uur voluit zonder ook maar een millimeter dichterbij de komen, ik raak uitgeput, wat moet ik doen? Ik roep en wuif en schreeuw, maar geen Marco die me komt halen… Ik dwing mezelf kalm te blijven als ik nu ga huilen, put ik mezelf extra uit. Wat moet ik doen, ik kan me niet mee laten voeren met de stroming en dan ergens anders aan land gaan, geen idee hoever de stroming voert de oceaan in. Het enige wat ik kan doen is proberen via een golf dichterbij land te komen en dan misschien gaan lopen? Ik loop dan wel het risico dat mijn board beschadigd op het rif, maar beter dat dan afdrijven en verzuipen. Ik peddel weer terug de golven in. De eerste golf die probeer te pakken, mis ik. Ik val, vliegensvlug klauter ik weer op mijn board. De volgende golf pak ik, en ik kom een heel eind. Ik schat dat ik misschien toch dichter langs de kant terug kan komen, zonder in de mui terecht te komen. Ik peddel zo hard als ik nog nooit gepeddeld heb, en het lukt me. Ik word niet op het rif gezet door golven, precies tussen twee sets kom ik voorbij een tricky rotspartij en dan kan ik terug peddelen. Doodmoe en trillend kom ik thuis. Verontwaardigd en met tranen in mijn stem leg ik uit wat er gebeurd is. ‘Waarom kwamen jullie me niet redden? Ik heb zolang geroepen en gezwaaid met mijn peddel!’ Het simpele antwoord luidt: ‘We keken met de verrekijker en zagen je niet meer. We dachten dat je aan land gegaan was om terug te lopen.’ Mathies voegt eraan toe: ‘Gelukkig ben je nu veilig! Je mag daar niet meer in je eentje surfen!’

de derde dag komt er een bootje langszij

Vlak daarna zien we mensen op de rotsen staan kijken naar ons. Wat doen ze daar? Dat wordt snel duidelijk. Binnen 15 minuten staat er een heel circus, auto’s, militairen en mensen groepen samen op de rotsen, ze staan te schreeuwen in een megafoon. We besluiten er heen te varen in de dinghy. We zijn dus niet onopgemerkt gebleven… Als we in de beurt van de rosten drijven zetten we de motor uit. De militair tettert: ‘Wat doen jullie hier? Je mag hier niet zijn. Covid-19! Ga weg!’ We leggen uit dat we niet weg kunnen: motor problemen en geen wind. Nood situatie. Daar hebben ze even niet van terug. Ze kijken wel iets minder boos en roepen dat ze gaan overleggen. We mogen niet verplaatsen. Nou dat waren we toch al niet van plan. En er zal een bootje komen met officials om de situatie te bespreken.

Er gebeurt niks meer die dag, en Mathies, Mare en ik gaan nog een keertje wandelen op dezelfde manier. De volgende ochtend ben ik mijn stress van de vorige dag weer vergeten en ga toch weer surfen. Deze keer spreek ik af dat Marco me na anderhalf uur moet komen halen, dan kan het echt niet misgaan. De golven lopen minder mooi, het lijkt wel of de swell nog meer toegenomen is en er meer wind, was ik hier nu maar gewoon op mijn surfboard, dan zou de wind minder uitmaken. Maar er is geen plek om de dinghy veilig te ankeren, soms breken de golven over de hele linie. Als Mar me komt halen, vraagt ie: ‘Is het niet goed om te kiten?’ ‘Vast wel’, antwoord ik, ‘alleen is er geen plek om te starten. Dat heb ik gisteren al gecheckt, het strandje voor het rif ligt in de luwte van de duinen, de wind komt schuin over land. En hoe moeten we elkaar in godsnaam redden? We kunnen de dinghy niet voorbij de brekers voor anker leggen.’ Teleurgesteld moet Marco dat beamen. ‘Je moet met meer mensen zijn en dan moet iemand stand by blijven in de dinghy. We varen terug naar de boot. De golven zijn inmiddels zo groot dat we niet meer naar het strand durven te zwemmen. Mathies en ik gaan een beetje rommelen op de sups met snorkelbrillen.

de officials in Raijua zijn ontzettend aardig

Eind van de dag komt er een boot vol mensen, wel twintig. De officials komen aan boord, er is een schooljuf mee als tolk. De mensen zijn super vriendelijk. Ze willen ons helpen, ze brengen water en noodles. Ze vragen wanneer we weer weg kunnen, we zeggen dat we dat niet precies weten. Ze zeggen dat we naar het dorp moeten komen voor een medische controle. Kan dat wel met de kapotte motor? We leggen uit dat een klein stukje niet zo erg is, dat we de volgende dag zullen komen, en dan vertrekken ze weer. Vlak voor het avondeten, schrik ik me rot. De golven zijn inmiddels zo groot dat ze beginnen te breken op een punt waar ze niet eerder braken en ze lopen bijna door tot waar wij liggen. Angstig roep ik: ‘Mar! We moeten hier NU weg! Kijk dan, de golven beginnen vlak bij ons te breken.’ Eerst denkt Marco nog dat het wel mee zal vallen, maar dan moet hij het ook beamen. Helaas begint het al donker te worden, en in het donker varen we richting het dorp. Best spannend, want kloppen de kaarten wel? Met een schijnwerper sta ik voorop. We willen natuurlijk ook niet over een klein vissersbootje heen varen. In het donker gaan we voor anker. Die nacht slapen we onzeker, hoe zal de controle morgen verlopen? Zouden ze ons toestemming geven om te blijven en om aan land te komen? Volgende blog weet je het!

Geplaatstnovember 11, 2020 doormarije73 inUncategorized

7 Reacties op “Opgejaagd wild III

Schrijf je in op reacties met RSS.

  1. Mooi hoor Beems! Xxx😍🤩❤

  2. Wat ontzettend spannend om te lezen. Ook angstig hoor. Ik ben blij dat het goed is afgelopen. Ik geniet van de verhalen. Groeten van Henny Evers.

  3. “Gelukkig”, zeg ik ook nu weer – want geschiedenis – en zo blij dat ik nooit geweten heb dat jij niet gered werd, maar wel blij om te weten dat jij ook toen weer de kracht had om jezelf te redden!!! xxxxxxxxxxxxxx

  4. Wat een avonturen. Helaas niet allemaal even mooi maar wat hebben jullie mooie engeltjes op jullie schouders.
    Ik kijk nog steeds terug op een mooie reis naar Klein Curaçao (2014) op jullie mooie boot. Lieve groet, catrien

Plaats een reactie