Opgejaagd wild IV   1 comment

April 2020, Indonesië, Raijua. Covid-19 heeft de wereld in zijn greep. Inmiddels worden de rampzalige gevolgen duidelijk. De wereld economie ligt op z’n gat. Er wordt gevreesd voor een enorme crisis. Bijna alle landen in de wereld zijn in Lock Down, overal gelden reisverboden en veel mensen zijn in de greep van de angst. In Indonesië denkt zo’n beetje 80% van de bevolking dat het virus uit Europa komt, de meeste mensen zijn doodsbang voor blanken.

We zijn gevlucht naar het meest zuidelijke eilandje van Indonesie in de hoop de COVID 19 hysterie te ontvluchten. We zijn door de chief uitgenodigd op de kade om om 11 uur naar de medische check up te komen. We zien mensen heen en weer lopen met stoelen, er is een hoop bedrijvigheid. Om kart voor 11 varen we naar de kant, we willen de dinghy aan de kade leggen, maar meteen komen er paniekerige mensen aanrennen. ‘Nee! Niet hier aan land komen!’ We moeten de dinghy in zee voor anker leggen. We mogen nergens anders lopen dan naar de medische check up plek; een tent met stoelen op een kaal stukje land, naast de kade. Om daar te komen moeten we een klein stukje door de zee waden, dat is behoorlijk onhandig, want we hadden ons netjes aangekleed. In de dinghy kleden Mathies en ik ons weer uit, in ons ondergoed waden we naar de kant. Marco heeft zulke lange benen, die kan zijn korte broek hoog oprollen. Op de kant kleden we ons weer aan. Iedereen staat te kijken.

We mogen plaats nemen op stoelen. We leggen uit dat we niet op de vorige ankerplek konden blijven vanwege de enorme swell.  De chief knikt, het is ok. Dan laten we ons Medische boekje uit Tual maar weer eens zien. En ons visum. En onze inklaarpapieren. Er wordt druk gebladerd en overlegd. Ik probeer woorden op te vangen, maar mijn kennis van het Indonesisch schiet ernstig tekort. Geen idee of het overleg positief of negatief getint is. Na een half uur worden de thermometers tevoorschijn gehaald, ze doen het niet. Er wordt iemand op uit gestuurd om nieuwe thermometers te gaan halen. Ondertussen moeten we vragenlijsten invullen. De nieuwe meters arriveren, Marco heeft geen koorts, Mathies ook niet, en ik… wel. Ik begin spontaan te zweten. Ik voel me prima. Geschrokken leg ik uit dat ik me kiplekker voel. De zuster lacht vriendelijk. ‘Het is misschien de warmte, we meten zo nog een keertje.’ Na een minuut of 5 meten we nog een keertje. De temperatuur loopt terug, maar is nog steeds 37,8. Marco kijkt me boos aan: ‘Je maakt je ook zo druk! Relax toch een beetje.’ Na nog 5 minuten is mijn temperatuur 37,5. Ze laten het hierbij. We krijgen de opdracht dat we ons de komende twee weken elke dag 2x moeten temperaturen en we moeten de gegevens noteren in een schrift, evenals hoe we ons voelen. We moeten in zelf quarantaine op de boot. ‘Mogen we wel aan land?’, vraag ik gespannen. Dat is voor mij de meest priemende kwestie. De chief antwoordt: ‘Jullie mogen op de tip van het eiland het strand gebruiken. Daar wonen geen mensen.’ Hij wijst naar het oosten, daar is een enorm uitgestrekt strand. ‘We begrijpen dat jullie behoefte hebben aan bewegingsvrijheid. Maar jullie mogen niet in contact komen met de bevolking. We hebben hen al voorgelicht.’ Opgelucht gaan we terug naar de boot. We hebben land access!!! Toch is Marco minder enthousiast dan ik. ‘We kunnen niet maanden lang alleen op de tip van een eiland leven, zonder boodschappen te mogen doen.’, zegt ie. ‘Ik hoop dat we na twee weken ook naar het grote eiland kunnen.’, antwoord ik. Mij maakt het voorlopig niks uit, we kunnen aan land en dat vind ik het belangrijkste. We leggen de boot zo dicht mogelijk voor anker bij de punt van het eiland en varen met de dinghy naar het strand.

Het is een prachtig, wijd, wit strand, met een soort lage duintjes, waarachter lage rotsen liggen met droge struiken waar massa’s geiten rondlopen. Mare raced er meteen achteraan. We roepen ons een ongeluk, en gelukkig krijgt ze geen geit te pakken. Het blijft natuurlijk spannend wat er na twee weken zelf quarantaine allemaal zal gebeuren, maar ik ben vol goede moed. Tot nu zijn zelfs de meest bange mensen na een paar dagen bijgedraaid en toen hadden we niet eens officieel toestemming om aan land te mogen. En het wordt nog beter, want ook aan deze kant van het eiland lopen golven. Ik ga meteen terug om mijn surfboard te halen. De golven zijn veel en veel kleiner dan aan de andere kant, maar dat is ook wel weer relaxt. De volgende dag waait het hard, we liggen behoorlijk te rollen, maar we kunnen vast en zeker kitesurfen in de golven. Dus na een ontbijtje en school, gaan we met zijn allen naar de kant. En ja hoor, de wind komt goed genoeg door. We hebben een heerlijke sessie. Ik ben blij, zo overleef ik het wel. Mathies is ook blij, met laag water ligt het grootste gedeelte van het rif droog en hij vindt er allemaal visjes en diertjes. Ook komen er kinderen kijken. Samen met de kinderen zoekt hij naar zeediertjes. Ook de volgende dagen waait het flink, de mensen worden al vrijer en komen steeds vaker even ‘neuzen’. We krijgen een whats appje van de schooljuf, of we af willen spreken op het strand. De juf komt met de kinderen van de chief. Ze legt uit dat de chief niet bang is dat wij Covid hebben en dat hij zich voor kan stellen dat Mathies graag met kinderen wil spelen. Het is heerlijk om weer eens met een vrouw te kletsen. We hebben een ontzettend gezellige middag. Ze vertelt dat ze hier is vanwege een overheidsproject om de lokale juffen en meesters op te leiden. Ik vraag hoe dat ontvangen wordt. Eerlijk antwoordt ze: ‘Niet zo goed. De onderwijzers zijn erg conventioneel en staan niet open voor veranderingen.’ Dat vindt ze erg jammer. De chief daarentegen is veel meer open minded en ze kan het erg goed vinden met hem en zijn familie. Twee dagen later worden we weer uitgenodigd op het strand. Deze keer heeft de juf een vragenlijst bij zich van het dorp, ook hebben de kinderen tekeningen voor Mathies gemaakt. Onze harten smelten. Wat een ontzettend lieve mensen. Nog een aantal dagen later vragen we of we boodschappen mogen doen in het dorp. Dat mag niet. Wel kunnen ze boodschappen voor ons doen.

Door de aanhoudende harde wind is onze ankerplek heel rollerig geworden, het lijkt wel of we aan het varen zijn. Glazen glijden van de tafel en we moeten alles vastzetten. We vragen of we weer dichter bij het dorp mogen ankeren. Dat mag. Als de boodschappen arriveren is het een enorm gedoe om ze in de dinghy te laten, want we mogen nog steeds niet over de pier lopen. We zijn hier nu tien dagen, maar er verandert niets ten opzichte van de restricties. Dat is eigenlijk wel een tegenvaller. Dat had ik niet verwacht. En het wordt nog erger… Door de woeste zee en het niet aan mogen leggen aan de pier, is er geen plek voor de dinghy om voor anker te gaan, ook kan Marco ons niet goed afzetten op de kant omdat het laag water is en het rif ligt half bloot. We liggen nu dichter bij het dorp, maar qua rollen is het niet heel veel beter. Aan boord is het heel onplezerig, ik word zelfs een beetje zeeziek. Bovendien waait het van de planeten. Ik wil naar de kant! Maar hoe dan? Na lang wikken en wegen, besluit ik met de kitespullen en Mathies op het grote supboard naar de kant te suppen. We liggen nu aan de andere kant van de pier, en moeten dus voorbij het dorp lopen over het strand. Nou ja, zo erg zal dat toch niet zijn? We gaan immers niet door het dorp lopen en het is toch super duidelijk dat we niet ziek zijn! Het stukje suppen is een gruwelijk gevecht. Ik peddel me een beroerte. De kite hangt half in het water en zuigt water op, mijn surfboard schuift de hele tijd weg op de golven en ik kan me amper bewegen door mijn harnas. Na een hoop gevloek en getier komen we eindelijk aan op het strand. We leggen de sup hoog op het strand en lopen laag langs de zee richting de pier. We moeten er toch op de een of andere manier voorbij. Een woedende agent komt op ons afgerend. In het Indonesisch staat hij tegen me te schreeuwen. Ik zeg: ‘ik heb toestemming. Ik loop naar het strand op de punt. De zee is te wild.’ Het kan hem niks schelen. We moeten in het tentje gaan zitten. We mogen er niet langs. Ik vraag of de schooljuf komt om het uit te leggen. Na een half uurtje komt ze. Ze legt uit: Er zijn filmpjes zijn van jullie gemaakt, terwijl jullie over de kade voor het dorp lopen zonder mondkapjes, door tegenstanders van de chief. De filmpjes zijn verspreid op internet. Er komen over een paar maanden verkiezingen en de ‘tegenpartij’ gebruikt jullie om de chief zwart te maken. Ze zeggen dat hij zich niet aan het protocol houdt.’ Ik vraag wat dat betekent voor ons. Ze vertelt: ‘De chief van het grote eiland is ingelicht. Jullie moeten aan boord blijven en mogen niet meer aan land komen. De landelijke autoriteiten zullen worden ingelicht in Jakarta om te bepalen wat er met jullie moet gebeuren.’ Ik voel onmiddellijk de stress door mijn lijf gieren. Jakarta?! ‘Ok, Ik ga terug naar de boot en zal het Marco vertellen.’, antwoord ik.

Verdrietig doe ik verslag, ons plan heeft niet gewerkt. Marco vindt het ook geen aanlokkelijk vooruitzicht. Het kan wel weken duren voordat er iets besloten wordt en het is heel aannemelijk dat we, net als in Timor, geen toegang tot land meer krijgen en misschien zelfs een vaarverbod. We besluiten dezelfde avond nog door te varen naar Bali. Onze vriend Albert heeft in de afgelopen dagen steeds verslag gedaan. Hij verwacht nog steeds weinig problemen. We appen naar de chief en de schooljuf en gaan als de sodemieter het vertrek voorbereiden. We horen de hele dag niets van ze, maar als we wegvaren komen de appjes opeens binnen. Ze zijn vreselijk teleurgesteld dat we geen afscheid zijn komen nemen. Ik krijg zelfs een boos emotiecoontje. Ik voel tranen over mijn wangen lopen. Ze waren zo lief, het is niet hun schuld dat alles zo ingewikkeld geworden is, maar hier zo kwetsbaar als een speelbal in de storm blijven, en overgeleverd zijn aan de grillen van de overheid, is gewoon geen optie. Ik leg uit dat we vanmiddag contact opgenomen hebben, dat we wel afscheid wilden nemen, maar dat we al die tijd niets gehoord hebben, en dat we echt moeten vertrekken vanwege het weer. En dat we bovendien absoluut niet meer aan de kant mochten komen. Uiteindelijk begrijpen ze het en krijgen we weer lieve emoticoontjes met kusjes en hartjes. Gelukkig maar, want dit eiland, de chief met zijn familie en de juf zullen voor altijd een warm plekje in ons hart hebben. En dan zijn we nu dus op weg naar onze laatste hoop: Bali. Hoe zal dat gaan? Je leest het in de volgende blog.

Geplaatstnovember 23, 2020 doormarije73 inUncategorized

Een Reactie op “Opgejaagd wild IV

Schrijf je in op reacties met RSS.

  1. Lieve meis, ook nu weer verleden tijd – al is de Corona-crisis nog steeds niet voorbij en heb jij nog veel te vertellen: ik ben blij dat deze episode achter jullie ligt.
    Weer mooi en spannend geschreven, want het was en is spannend – maar zulke avonturen kan niet iedereen zo spannend beschrijven. Jij wel – geweldig XXXX

Plaats een reactie