Opgejaagd wild deel V   1 comment

Eind april 2020, Indonesië, zeiltocht van Raijua naar Bali. Covid-19 heeft de wereld in zijn greep. Inmiddels worden de rampzalige gevolgen duidelijk. De wereld economie ligt op z’n gat. Er wordt gevreesd voor een enorme crisis. Bijna alle landen in de wereld zijn in Lock Down, overal gelden reisverboden en veel mensen zijn in de greep van de angst. In Indonesië denkt zo’n beetje 80% van de bevolking dat het virus uit Europa komt, de meeste mensen zijn doodsbang voor blanken.

We zeilen langs Sumba, we zeilen langs Sumbawa, er lopen waanzinnig mooie golven, maar we kunnen niet stoppen op al deze van te voren door ons uitgezochte surfspots. Naast het feit dat ik bloednerveus ben over onze aankomst in Bali, voel ik me super teleurgesteld, al sinds ons vertrek uit Nederland, ongeveer zeven jaar geleden, kijk ik uit naar het bezoeken van deze plekken en het surfen op deze legendarische golven.

Ik luister naar een luisterboek, en ben daarom aan de late kant met het ontdekken van iets magisch.  Vanuit mijn ooghoek zie iets vreemds, ik richt me op en kijk. Ik zie een waterbubbel en dan een grote vin, echt op misschien maar 5 meter naast de boot. Ik spring op, naast de boot is een walvis van zo’n 20 meter omhoog gekomen, ik race naar het gangboord, ik steek mijn handen uit, kan ik hem of haar aaien? Nee, net niet. De walvis kijkt me aan, wat is het oog enorm groot en vol liefde. De walvis zwemt heel kalm verder, en is al te ver van de boot om aan te raken, dan gaat-ie met een gracieuze duik weer onder. Ondertussen roepen we naar elkaar ‘Wow zie je dat?’ ‘Wat is dat voor walvis?’ Mathies zegt: ‘Geen bultrug, deze is groter.’ We pakken het visboek erbij. Ik bekijk samen met Mathies het filmpje dat ik heb kunnen maken. ‘Het is niet zo duidelijk.’, zeg ik teleurgesteld. We proberen te achterhalen welke soort het is, en denken allemaal dat het een potvis is. Mathies zegt: ‘Deze walvis spoot schuin naar voren en de Potvis is de enige die dat doet.’ Het grappige is dat we hier internet-ontvangst hebben en ik app meteen naar iedereen wat we net meemaakte. Ik app namelijk continue over mijn stress, en iedereen is zo lief en meelevend dat ik het wel zo fair vind ook de mooie momenten te delen.

Na drie a vier dagen komen we aan, ik zie Bali al liggen. Marco is net naar bed. Dan krijg ik de schrik van mijn leven, we varen recht op een rif af! Ik zie de golven voor mijn neus breken! Dat kan toch niet?! Midden in de zee, nog ver voor de passage tussen Bali en Lombok? Vliegensvlug kijk ik op de kaart, niets te zien. Gewoon diep, maar wat breekt er dan daar? ‘Mathies ga papa roepen!’ Marco komt niet. ‘Papa zegt dat het niet zo is, er is geen rif daar.’ Toch gaan we met rasse schreden onze ondergang tegemoet als je het mij vraagt. De snelheid begint trouwens ook drastisch terug te lopen, net gingen we nog 4,5 knoop, nu nog maar 2…1,5…. 1…. Dan beginnen we zijdelings te drijven, alle zeilen gaan klapperen. Ik durf niet zomaar de motor te starten, Marco is principieel tegen motoren sinds een aantal jaar. Hij wil altijd alles zeilen, dodelijk irritant vind ik dat. Op weg hierheen hebben we ook uren in een windstilte gedobberd. ‘Mathies ga nu papa halen!’, roep ik paniekerig. Marco komt boven op het moment dat we net het helblauwe kolkende water indrijven. ‘Kijk dan! Wat is dit?!’, roep ik uit. De dieptemeter blijft constant, die loopt niet terug. Marco kijkt op de kaart. ‘Ik denk de stroming vanuit de passage naar diepere zee, die bulpt hier omhoog.’ Bizar, ik kan er nog steeds amper over uit. Gelukkig start Marco de motor. ‘Kom we ruimen de zeilen op. Hier is heel vaak geen wind tussen de eilanden.’ We varen langs Benoa, dé haven van Bali. ‘Moeten we ze niet oproepen?’, vraag ik benauwd. ‘Nee, we gaan geen slapende honden wakker maken.’ Met samengeknepen billen varen voorbij, er gebeurd niks, we worden niet opgeroepen. In de baai van Serangan en Sanur gooien we het anker uit. Het ankerveld is mega druk, allemaal werkeloze, lege charterboten. Zenuwachtig hou ik de omgeving in de gaten. Er komt niemand, ook niet na twee uur en ook niet na drie uur. Wat nu? Naar de kant gaan en proberen in te checken? We weten het niet, wat we wel weten is dat we doodmoe zijn en even willen slapen. Tijdens ons slaapje belt onze vriend Albert: ‘Ik sta naast de pier in Sanur. Ik zie jullie! Maar ik kan niet dichterbij komen. Ik rij om.’ Mathies maak ons wakker en we gaan ons klaarmaken om naar de kant te gaan. Voor de zekerheid nemen we de bootpapieren ook mee. Het is ontzettend gaaf om Albert te zien. We geven elkaar een semi-corona-proof-knuffel, dus met mondkapje op. Albert stelt voor even wat te gaan drinken, als we iets kunnen vinden wat open is. We snakken naar een borrel na al het gezenuw, en het is nog niet voorbij, we hebben nog niets officieels gedaan… na het drankje lopen we naar een gebouwtje waar de zogenaamde havenmeester van deze baai zou moeten zitten. Albert spreekt zelfs Balinees en hij doet het woord. We laten al onze papieren zien, maar de man weet niet wat hij met ons aan moet. Hij belt een agent. Marco schiet meteen in de stress: ‘Ik ga niet betalen, dat zijn onwijze absurde bedragen.’ Gelukkig is Albert erbij, hij kalmeert Marco. ‘We hebben er niet om gevraagd, we betalen niks.’ De agent geeft gratis advies, hij vertelt ons dat we moeten inchecken in Benoa. Hij kan het ook doen, maar dat wil Marco niet. We verlaten het gebouwtje, Albert gaat weer op huis aan en wij varen terug naar de boot. De volgende dag begint het gesteggel weer…

Marco wil dat ik met Mathies naar Benoa ga en daar ga inchecken, mochten we dan afgevoerd worden naar een corona-hol dan kan hij op de boot blijven en alles in de gaten houden: pompen, elektriciteit en hond. Mathies moet mee omdat hij denkt dat ze aardiger zijn tegen een moeder mét kind. Ik wil niet, ik ben bloednerveus en bang voor opsluiting van twee weken in een vies corona-hol. Het feit dat ik zo stresserig loop te doen is uiteindelijk de doorslaggevende factor: Marco gaat met Mathies. Ik zie eruit alsof ik schuldig ben aan iets, een moord ofzo. Al na een uurtje krijg ik het eerste appje: ‘Gaat goed hier, we hoeven geen test, we zijn al ingeklaard, nu alleen nog naar customs.’ Na nog een uurtje zijn ze terug. Vandaag is Marco mijn held. Mathies zegt: ‘Mama, jou was het echt niet gelukt zo kalm te blijven als papa, jij had het vast verprutst.’ Dat geef ik grif toe. Dan is het tijd voor een vreugdekreet: ‘JIHOEEEEEEE!!!’ We zijn ingeklaard, we mogen aan land, we hoeven niet in quarantaine!

De volgende ochtend komt er een jongen voorbij op een longboard, hij peddelt naar de golven. ‘Wacht!’, roep ik, ‘mag je hier surfen?’ ‘Ja! Je mag alleen niet naar het strand, maar vanaf je boot kun je gewoon surfen.’ Snel eet ik een broodje, drink mijn koffie op en haal mijn sup tevoorschijn. De zon schijnt, de golven zijn prachtig en we liggen naast de spot geankerd. Ik heb legendarische uurtjes in easy golven. Het leven is weer goed! En het wordt steeds beter. In de dagen die volgen huren we een scooter, we kunnen gewoon rondrijden. Ik kan boodschappen doen in een waanzinnig uitgebreide supermarkt, ze hebben echt alles! Van kaas, tomaten, lekkere biefstuk, bloemkool, broccoli tot crème fraiche en chocola. We hebben een papier waarop staat dat onze boot in de baai ligt, om het dorpje Serangan in te mogen, moeten we bij de Pos-Covid dat papier laten zien. Ook moeten we mondkapjes op en zijn alle stranden afgesloten. Eigenlijk mogen we het district Denpasar niet uit, maar dat doen we stiekem toch, we gaan op bezoek bij Albert en Jacobien. Zo leuk om hun mooie bamboohuis te zien. Wel schrik ik me dood van de omgeving rondom Ubud, waar zijn alle sawa’s gebleven? Weg! Vervangen door bebouwing. In de maanden die volgen wordt het leven op Bali steeds normaler, maar daarover meer in de volgende blog!

Geplaatstdecember 2, 2020 doormarije73 inUncategorized

Een Reactie op “Opgejaagd wild deel V

Schrijf je in op reacties met RSS.

  1. Natuurlijk reageer ik weer, want lezen is toch heel iets anders dan paniek berichtjes ontvangen, gevolgd door de gelukkig steeds beter wordende berichten. Het weerzien met Albert en later het bezoek aan Albert en Jacobine. Het thuis gaan voelen daar bij en op het verre Bali. Mooi geschreven weer, spanning vasthoudend tot laatste moment èn ook nu weer heel mooie foto’s. XXXX

Plaats een reactie